Door
de familie de Monchy werd in 1865 de Nederlandse Katoenspinnerij
gesticht. Zoals
bekend, is katoen een erg brandbare grondstof en bij de verwerking van
vezels tot garens komt er nogal wat stof vrij. Dit geeft een reële kans
op stofexplosies. Deze gevaren werden vanaf het begin uiteraard
onderkend en hierdoor werd heel veel aandacht besteed aan de
brandveiligheid.
Tot na de tweede wereldoorlog waren de
productiemachines uitgevoerd met glijlagers waarbij de aandrijving
grotendeels werd verzorgd door middel van leren aandrijfriemen. Door de
katoenstof slippende of vastlopende lagers werden de aandrijfriemen
oververhit en veroorzaakten vrijwel dagelijks kleine brandjes. Vanaf het
begin af aan was vooral het leidinggevend personeel hierover goed
geďnstrueerd. Gelukkig is een beginnende katoenbrand heel goed te
ruiken, zodat tijdig de brand gesignaleerd werd en men in een vroeg
stadium kon ingrijpen. Door deze brandgevaarlijke situatie binnen het
bedrijf was er in het begin van de vorige eeuw al een bedrijfsbrandweer
opgericht (zie foto). Het korps was verdeeld in drie blusploegen.
Om de brandveiligheid te vergroten werden
in de jaren twintig de eerste sprinklerinstallaties aangelegd. Ook
werden in de zo geheten brandmuren brandwerende deuren geplaatst. Al
snel werd in die eerste jaren van het bestaan van de bedrijfsbrandweer
een motorspuit aangeschaft. Op 10 mei 1940 werd i.v.m. het 75 jarig
bestaan het predikaat ”Koninklijk” verleend. Het bedrijf was hiervoor
zowel van binnen als van buiten feestelijk versierd. Nu wilde het toeval
dat net in die dagen het Duitse leger Nederland en dus ook Hengelo
binnenviel. De binnenrukkende Duitse legers dachten dat dit een
welkomstversiering was voor hen.
Tijdens het grote bombardement van 6 en 7
oktober 1944 werd de KNKS volledig verwoest (zie foto’s). Meerdere
personeelsleden vonden hierbij de dood. Vanwege de omvangrijke puinhopen
en het gebrek aan zwaar reddingsmateriaal (het Duitse leger had dit
allemaal in beslag genomen) werden de lichamen pas twee weken later
geborgen. Direct na de oorlog werd met de herbouw begonnen. Nu kreeg
vooral de brandpreventie een
belangrijke rol. Nieuwe sprinklerinstallaties (zie foto), brandmuren met
daarin zelfsluitende branddeuren en heel veel kleine blusmiddelen in de
vorm van nat- en poederblussers werden in de nieuwbouw opgenomen. Bekend
waren ondermeer de aanwezigheid van met water gevulde bakken, waarin een
aantal blusemmers hingen (zie foto). Deze emmers hadden een beugel onder
de bodem, zodat deze niet voor andere emmerdoeleinden gebruikt konden
worden. Er zaten meerdere blusemmers in deze waterbak, zodat men het
nodige bluswater direct voor handen had. De waterbak vulde zich
automatisch bij door middel van een vlotterinstallatie.
De bedrijfsbrandweer werd gereorganiseerd
en uitgerust met moderne bluskleding, een motorspuit en
persluchtapparatuur. De opleiding werd met behulp van de Hengelose
Gemeente Brandweer rigoureus ter hand genomen en niet alleen 2e klas
maar ook 1e klas, hoofdbrandwacht en perslucht diploma’s werden behaald.
Wekelijks werd onder begeleiding van een brandweerofficier van de
Hengelose Brandweer geoefend. Zowel in regionale, provinciale als
landelijke brandweerwedstrijden was het korps van de KNKS vaak zeer
succesvol. De teloorgang van de Twentse Textielindustrie ging ook aan de
KNKS niet voorbij en na diverse fusies en inkrimpingen sloot begin jaren
’90 dit aloude bedrijf. Dit betekende tevens het einde van de
bedrijfsbrandweer van de KNKS. De gehele fabrieksinventaris, alsmede de
motorspuit en alle attributen van het brandweerkorps werden overgebracht
naar Pakistan. |